Keukentafelgesprekken zijn naar mijn idee een raar soort institutionalisering van 50-er jaren denken in een modern jasje. Een hulpverlener met een “mobile device” kijkt thuis bij mensen wat er nodig is en kan zo een betere inschatting van maken de cliënt en zijn of haar omgeving. En na de intake, waarbij je de hemd van het lijf gevraagd wordt, gaan de gegevens digitaal naar een of andere centrale waar dan bepaald wordt waar je recht op hebt en wanneer die zorg geleverd wordt.

De fractievoorzitter in de serie heeft een dementerende vader en irriteert zich aan alle vragen die gesteld worden en de tijd die dat vraagt. Ze ervaart het allemaal als bemoeizucht. Waarna vanuit profileringsdrang de slogan “echte zorg is geen bemoeizorg” verzonnen wordt en de partij eist dat er een “Ombudsman zorg” komt. Zo bestrijd je het ene instituut met een ander instituut.

Mijn moeder voerde vroeger ook keukentafelgesprekken met haar kinderen. En als wij iets mankeerden kreeg je in zo’n gesprek echt even aandacht (dat hielp al heel erg goed) en bij een kwaaltje zei ze dat je naar de dokter kon gaan. “Dan zal het een week duren voor het over is en anders duurt het zeven dagen”. Dat waren nog eens tijden. Mijn moeder was toen al de grootste bezuiniger in de gezondheidszorg. En die keukentafelgesprekken vergeet ik nooit meer. De nu bedachte keukentafelgesprekken zullen over een paar jaar wel weer overgewaaid zijn. Dat hoop ik in ieder geval. Ik zit niet te wachten op een professional aan mijn tafel. Daar wil ik alleen mijn kinderen, familie en vrienden spreken. En als het nog zou kunnen mijn moeder.