Als je hoogbegaafdheid zou moeten omschrijven hoe zou je dat dan doen?
“De term hoogbegaafdheid vind ik achterhaald. In het veld, en de ‘hoogbegaafden’ zelf hangen meer aan de term. Zelf kijk ik liever naar elk persoon afzonderlijk en met een simpele bril. Het gaat om een persoon met hoge cognitieve capaciteiten en een voorlijke ontwikkeling op cognitief gebied. Zichtbaar (dus meetbaar) maar ook in potentie.”

Hoe zou je het dan wel willen noemen?
“Mijn devies is stoppen met labelen en breed kijken naar elk individu. Dit biedt meer kansen voor kinderen die op cognitief gebied sterk afwijken van het gemiddelde, in hun directe omgeving, groep of klas. En als je dan toch een zelfstandig naamwoord wilt gebruiken, heb het dan over ‘potentieel talent’” (Meer hierover in het artikel"Hoogbegaafdheid: het label voorbij."

Hoe ontdek je iemands potentie?
“Ik vind dat je moet kijken naar de persoon als geheel én naar de situatie rondom de persoon. De reactie van de omgeving heeft namelijk veel invloed op het welbevinden en de ontwikkeling van een persoon. En dat is niet altijd positief. Wat ik vaak zie is dat er niet echt naar de persoon wordt gekeken. Als je iemand heel goed observeert, ook tijdens een IQ-test, dan zie je wat er speelt. Bijvoorbeeld, wanneer iemand gemakkelijke opdrachten niet goed maakt, kun je besluiten verder te gaan met moeilijke vragen. Als zo iemand die opdrachten vervolgens wel goed maakt, dan heb je de potentie te pakken. Intelligentietesten zijn gemaakt voor een gemiddelde groep, dus is het heel belangrijk om bij het vermoeden van een hoge cognitieve intelligentie tijdens het afnemen van een intelligentietest op zoek te gaan naar de potentie van een kind. Een andere factor om rekening mee te houden tijdens testafnames is faalangst. Bij volwassenen en jongvolwassenen kunnen we de leerpotentieeltest afnemen. Tijdens de afname hiervan worden de opdrachten goed uitgelegd en maakt de cliënt het eerste deel van de test. Vervolgens wordt de manier waarop de test gemaakt dient te worden nog eens uitgelegd en maakt de cliënt het tweede deel van de test. Tijdens de tweede afname valt de faalangst grotendeels weg en zie je de werkelijke potentie. Dit betekent dat je onderpresteerders, waar de potentie dus niet naar boven komt, goed moet observeren en het liefst dynamisch moet testen. En dat gebeurt nog veel te weinig, als je het mij vraagt.”

Waar gaat het mis?
“In de eerste weken op school. Snel denkende mensen kunnen namelijk ook snel waarnemen. Het valt kinderen in die periode op dat hoe zij iets doen, afwijkt van hoe andere kinderen het doen. En dan raken ze in de war en gaan ze zichzelf soms aanpassen aan het niveau van de andere kinderen. Of dat gebeurt hangt veelal af van de sfeer in de klas. Of je mag zijn, wie je bent, of het oké is om te zijn wie jij bent, bijvoorbeeld. Als kinderen ervaren dat het niet oké is om te zijn wie zij zijn en dat het niet goed is wat zij doen of laten zien, dan vinden psychologische kwetsuren plaats. Dan hoor je een leraar bijvoorbeeld zeggen: ‘Dat doen we hier nog niet’. En als gevolg daarvan gaan kinderen normgegerefereerd  gedrag vertonen. Als ze bijvoorbeeld al heel goed kunnen tekenen,  gaan ze plots krassen of als ze al kunnen lezen gaan ze ineens letters hakken.”

Dan zou toch niet mogen gebeuren in het onderwijs, hoe komt dat?
“Ik denk dat er nog te weinig kennis is op het gebied van potentieel talent. Er zijn wel goede opleidingen op dit gebied maar het draait met name om de attitude. Om iemand die anders is dan jijzefl echt te begrijpen is het belangrijk om je te kunnen verplaatsen in de ander. En tegelijkertijd in jezelf. Ook een open mind helpt enorm. In de masterclass van maandag 27 maart besteed ik hier meer aandacht aan.

Wat is jouw rol hierin?
“Onderwijs en zorg zouden beter moeten samenwerken. Mijn praktijk is daarom met een samenwerkingsverband in onze regio een preventietraject gestart waar alle voorlijke kleuters onmiddellijk stof op maat aangeboden krijgen. Ik vind het zo mooi om te zien dat kinderen meteen op maat les krijgen, geen normgerefereerd gedrag gaan vertonen en voelen dat het goed is wie ze zijn en wat ze doen. Samen begeleiden we ook een groep potentieel getalenteerde kinderen die vastlopen in het onderwijs. Deze kinderen ervaren gedragsproblemen, angsten, depressies of hechtingsproblematiek. Met deze kinderen gaan we een gezamenlijke pilot starten, waarbij we zorg en onderwijs combineren. Een belangrijk thema, dat ook expliciet terug komt in de masterclass.”

Hoe zit het onderwerp verweven in de opleidingen, en is dat voldoende?
“Er wordt binnen de reguliere zorg- en onderwijsopleidingen te weinig aandacht besteed aan het omgaan met mensen met potentieel talent. Wat mij betreft, en dat is ook de missie van de masterclass, zou dat meer mogen gebeuren. Daarom nodig ik naast psychologen, die zich willen door ontwikkelen in dit specifieke werkveld, ook graag docenten, met veel cognitief zeer intelligente zorgleerlingen, uit voor de masterclass. Tijdens de masterclass wil ik heel graag ideeën uitwisselen over een mogelijke aanpak. Het liefst zou ik zelfs met een aantal deelnemers van de masterclass een landelijke werkgroep willen oprichten om samen te sparren over hoe om te gaan met zorgleerlingen met potentieel talent binnen het onderwijs.”