“Die psychologen, dat is allemaal niks. Mijn zoon is opgenomen, je hebt er helemaal niets aan”. Ik reageerde alleen met “Oh”. Ondertussen was ze mij aan het knippen. Kort aan de zijkant, langer aan de bovenkant had ik gezegd. “Maar ik ben zelf ook psychotherapeut, dus ik weet echt wel wat het beste is voor mijn zoon”. “Waar heb je dan gestudeerd?” vroeg ik. “Ik heb spirituele psychotherapie gestudeerd. Thuis heb ik ook een praktijk als psychotherapeut”. Wetend dat ik nu beter het gesprek had kunnen verleggen, nog beter had kunnen zwijgen, reageerde ik toch.
“Nou, dan ben je geen psychotherapeut”. Ze knipperde een paar keer nadrukkelijk met haar ogen en ik kreeg het gevoel dat ook de schaar steeds harder knipte. “Hoezo?”. Betweterig legde ik uit dat psychotherapeut een beschermd beroep is en dat je je niet zomaar psychotherapeut mag noemen. Een stemmetje in mijn hoofd zei: “Marrik, hou je mond”. Maar dat lukte me niet. “Dus ik denk dat je geen bordje psychotherapeut aan de deur hebt hangen”. “Jawel” zei ze. “Praktijk voor spirituele psychotherapie”. “Precies” zei ik. Het werd even stil. Aan de bovenkant ging er steeds meer haar af. Aan de zijkant nog meer dan gepland. Er viel een wat ongemakkelijke stilte. “Psychotherapie, psychotherapeut, pff” hoorde ik achter me. Ze nam wraak met de tondeuse. Bakkebaarden te kort, zijkant niet meer gedekt en bovenop in happen én te kort. “Lekker wild kapsel zo”, zei ze. “Gel of wax erin?”. “Nee, dankjewel” zei ik zachtjes. Bang dat ze ook nog met de gel wraak zou nemen.
Marrik van Rozendaal