Mia behandelt vanuit haar eigen organisatie (www.ppfcentrum.nl) kinderen, jongeren en volwassenen met een hoog ontwikkelingspotentieel. Tijdens haar studie Ontwikkelingspsychologie kwam ze in aanraking met het onderwerp waar ze de rest van haar carrière mee bezig zou zijn. Ze startte als student-assistent bij Professor Franz Mönks, die als eerste in Europa de leerstoel hoogbegaafdheid had en schreef haar scriptie over onderpresteren van hoogbegaafde leerlingen in het voortgezet onderwijs. Na haar afstuderen werkte ze bij een Riagg en als eerstelijnspsycholoog, waarna ze steeds meer complexe diagnostiek ging uitvoeren en complexe problematiek ging behandelen vanuit haar eigen praktijk. Een praktijk die voor Nederland uniek is, omdat er multidisciplinair wordt gewerkt met complexe problematiek bij deze doelgroep met een hoog ontwikkelingspotentieel.
‘Doordat alles diepgaand binnenkomt is het ook vanzelfsprekend dat iemand sensitiever is en intenser leeft.’
Wanneer spreek je van een hoog ontwikkelingspotentieel?
‘Een hoog ontwikkelingspotentieel is niet enkel het hebben van een hoge cognitieve intelligentie, met een goed geheugen en sterk analytisch vermogen. Het brein is anders bedraad, informatie gaat veel sneller en wordt diepgaander verwerkt. Doordat alles diepgaand binnenkomt is het ook vanzelfsprekend dat iemand sensitiever is en intenser leeft. Er wordt op een andere manier gedacht en het brein ontwikkelt anders. Dit zie je al bij baby’s, die sneller fysiek draaien, rollen en het hoofdje optillen. Een belangrijke karaktertrek bij mensen met een hoog ontwikkelingspotentieel is openness to experience, die nog verder toeneemt naarmate de cognitieve intelligentie nog hoger is.’ De term wordt uitgebreid toegelicht in het boek van Mia dat in het voorjaar van 2022 uitkomt bij BSL.
Wat merk je hiervan als hulpverlener?
‘Mensen met een hoog ontwikkelingspotentieel zijn vaak verbaal heel sterk en in staat om geweldige argumenten aan te dragen. Als hulpverlener is het belangrijk om hier doorheen te kunnen prikken om te komen bij waar het echt om gaat. In het geval van een kind kan dit zijn dat het kind bijvoorbeeld gewoon een snoepje wil of later naar bed, maar doordat ze zo goed kunnen onderhandelen kan het voor zowel de ouder als hulpverlener een valkuil zijn om niet naar de ontwikkelingsleeftijd te kijken, welke staat voor de betekenis van wat iemand zegt.’
‘Bij een volwassene is het belangrijk om te beseffen dat het vele praten een vorm van vermijding kan zijn. En dat hier doorheen geprikt moet worden om uit te komen bij het gevoel en waar het in de kern om gaat. Hiervoor zetten we in de praktijk ook veel beeldende middelen in om minder met elkaar te praten en meer bij het gevoel te komen.’ Ook wordt veel samengewerkt met lichaamsgerichte therapeuten, zoals psychomotorische therapie, haptotherapie en ergotherapie.
‘Verder is het bespreekbaar kunnen maken van de werkrelatie belangrijk. Doordat mensen met een hoog ontwikkelingspotentieel een hele sterke innerlijke criticus hebben en vaak geconfronteerd zijn met hoge verwachtingen, zowel intern als extern, kijken zij met een kritische blik naar de wereld. De standaard voor henzelf, en vanzelfsprekend daarmee ook van anderen zoals de hulpverlener, ligt heel hoog. Dit kan de werkrelatie soms lastiger maken. Het is voor beiden daarom belangrijk om dit bespreekbaar te maken.’
‘Je leert veel van je cliënten.’
Hoe is dat, om met een kritische doelgroep te werken?
‘Je leert veel van je cliënten. Een mooi voorbeeld hiervan is dat een cliënt, een jongen van 11 jaar oud die ernstig suïcidaal was geweest, aan het eind van de behandeling opmerkte dat ik nu niet meer zo aandachtig was. ‘Ja, nou is het niet meer zo interessant hè’, zei hij. Dit maakte me ervan bewust dat ik inderdaad niet meer zo aandachtig en actief was als eerder, en hier konden we het over hebben zodat het ook prima was. Hierdoor ben ik daar zelf ook alerter op geworden. Het is fijn als de werkrelatie zo is dat ze dit aan durven te geven. Het is ook belangrijk dat je daar eerlijk op reageert. Verder gaan gesprekken met deze cliënten lekker snel.’
Verspreiding kennis en expertise binnen de ggz
RINO Zuid biedt een leergang van 3 modules over hoogbegaafdheid aan, die ook los te volgen zijn. Hierin word je geïntroduceerd in de signalering en diagnostiek, de behandeling, en samenwerking in de keten bij hoogbegaafdheid. Tevens is er een masterclass en een terugkomdag ter verdieping, wederzijdse verrijking en daaropvolgend eventuele intervisie.
De modules zijn interessant voor een brede doelgroep. Vanuit de GGZ is het interessant voor onder andere psychologen, psychiaters, spv’ers en orthopedagogen. Daarnaast ziet Mia ook deelnemers, veelal psychologen, vanuit het onderwijs en gemeenten. Mia vindt het waardevol om middels de modules de kennis en expertise steeds verder te verspreiden binnen de GGZ. Het is een aanrader om de leergang of één van de modules te volgen wanneer je meer inzicht en begrip wilt krijgen in deze doelgroep, je wilt weten wat de belangrijkste aspecten zijn om op te letten bij diagnostiek en behandeling, en welke materialen die je hierbij kunt inzetten. Er zijn geen kant-en-klare protocollen, omdat je te maken hebt met een zeer gevarieerde doelgroep. De individualiteit is heel sterk. Bij iedere cliënt is maatwerk belangrijk.
‘In de eerste vijf minuten maken zij een inschatting wie zij voor zich hebben.’
Wat levert het volgen van de RINO Zuid modules over hoogbegaafdheid op?
‘Wat je leert heeft met name betrekking op attitude, begrip en inzicht in de cliënten met een hoog ontwikkelingspotentieel, zodat zij kunnen voelen dat je oprecht geïnteresseerd bent en al een beetje snapt hoe het voor hen werkt. Je hoeft als hulpverlener zeker niet alles te snappen, dat verwachten de cliënten ook niet omdat ze betwijfelen of het wel mogelijk is alles te weten of te begrijpen. Ze vinden het belangrijk dat je kennis hebt van zaken, maar ook dat je een niet-wetende houding aanneemt. Zodat je hen op het juiste spoor kunt zetten en jullie samen kunnen zoeken.
Het is erg belangrijk om direct al veel aandacht te besteden aan de werkrelatie. Waar anderen daar vaak langer over doen, maken zij in de eerste vijf minuten een inschatting wie zij voor zich hebben. Door hun sterke waarneming pikken zij alles haarfijn op, verbaal en non-verbaal. Authenticiteit en transparantie zijn daarom heel belangrijk. Als jij bijvoorbeeld slecht hebt geslapen en weet dat je wat vermoeider over kan komen, is het van belang om dit te benoemen en aan te geven dat dit niet wil zeggen dat je niet hoort wat iemand zegt. Doordat zij vaak teleurgesteld of niet begrepen zijn, kunnen zij het anders ervaren als wederom een bevestiging dat er geen aandacht voor hen is. Dan haken zij gemakkelijk af. Door de verscherpte waarneming zijn zij bovendien vaak heel vaardig en sensitief. Wanneer zij merken dat je bijvoorbeeld zojuist een zwaar gesprek hebt gehad of wanneer het overkomt alsof je iets niet begrijpt, kan het zijn dat ze jou willen helpen of niet nog verder willen belasten. Dit is ook een aspect om direct al alert op te zijn binnen de werkrelatie.
Verder is het belangrijk om de diagnostiek heel precies te doen om misdiagnoses te voorkomen. De kenmerken van een hoog ontwikkelingspotentieel overlappen met een aantal stoornissen, maar stoornissen kunnen ook naast het hoge potentieel voorkomen. We zien in de praktijk bijvoorbeeld ontwikkelingsstoornissen, dwang en (existentiële) depressie. Het wordt ook steeds duidelijker dat uit de stapeling van kleine nare ervaringen die zij hebben meegemaakt, door bijvoorbeeld onbegrip of jaloezie van een ander, ook PTSS kan ontstaan. Daarnaast komt de vraag of er sprake is van autisme of ADHD regelmatig voor. Wat de diagnostiek ingewikkelder maakt, is dat deze mensen veel in huis hebben aan cognitieve kracht om te compenseren voor bepaalde kenmerken, waardoor deze lastiger te herkennen zijn. Daarentegen kunnen ook kenmerken van een bepaalde stoornis juist wel duidelijk aanwezig zijn, maar is de verklaring die eronder ligt anders dan bij de stoornis. Mensen met een hoog ontwikkelingspotentieel kunnen bijvoorbeeld als kenmerk perfectionisme laten zien, waarbij zij zich vol storten op een interesse, dat heel erg goed willen doen en dat ook kunnen vanuit hun potentieel. Het verschil met dit kenmerk bij bijvoorbeeld de dwangmatige persoonlijkheidsstoornis is dat dit voor hen ook een bepaald nut heeft, dat er een bepaalde betekenisverlening aan gekoppeld is. Op dat soort nuances is het belangrijk om door te vragen. Hier wordt binnen de modules dan ook aandacht aan besteed.’ Een boekentip van Mia in dit kader is Misdiagnose en dubbeldiagnose bij hoogbegaafdheid, onderscheid en overlap met bijkomende (psychische problematiek) van James t. Webb.
‘Probeer het gewoon te begrijpen, heb een open mind en een niet-wetende onderzoekende houding wie die persoon is.’
Wat zijn jouw belangrijkste tips voor hulpverleners die met hoogbegaafden/cliënten met een hoog ontwikkelingspotentieel werken?
‘Blijf vooral authentiek en vul het niet teveel voor de ander in, meestal klopt het dan toch niet omdat er zoveel variatie is en zij zo anders denken. Probeer het gewoon te begrijpen, heb een open mind en een niet-wetende onderzoekende houding wie die persoon is. Ook heel essentieel is om te spiegelen dat het ok is wie zij zijn. Wanneer je iets niet begrijpt kun je dit gewoon aangeven en tegelijkertijd erkenning geven voor wie zij zijn, door bijvoorbeeld aan te geven dat je het wel mooi vindt dat ze er zo gepassioneerd over zijn. Mensen met een hoog ontwikkelingspotentieel hebben vaak al vanaf jonge leeftijd al te maken gehad met een mismatch met de omgeving. De omgeving sluit niet aan bij de behoeften die zij hebben, zoals leerstof op maat, het tempo, interesses, vriendschapsverwachting en de morele ontwikkeling. Ze hebben bijvoorbeeld op school behoefte aan meer werk en andere interesses dan leeftijdsgenoten, zoals al op de middelbare school al een interesse in wetenschap. Ze hebben daardoor vaak ervaringen dat aan hen gespiegeld is dat ze een beetje raar, anders, intens, veeleisend of een zeur zijn. Op de basisschool kon er bijvoorbeeld negatief gereageerd worden wanneer ze vroegen om meer of ander werk. Deze kinderen gaan zich daarom vaak maskeren met normaal gedrag. Iedereen vertoont natuurlijk een bepaalde mate van coping gedrag, maar wanneer dit te veel wordt kan het gebeuren dat iemand zelf niet meer goed weet wie hij/zij/hen is. Ze moeten er dus echt een weg in vinden om hiermee om te gaan. Om te voelen dat ze wel ok zijn hoe ze zijn, is de positieve spiegeling voor hen heel belangrijk. We kunnen dat heel makkelijk in onze samenleving naar mensen die achterblijven in hun ontwikkeling, of moeite hebben om dingen te begrijpen. Maar het is wat lastiger om begrip te hebben voor mensen die juist voorlijk zijn in hun ontwikkeling. Dat is ook begrijpelijk, maar het doet wel iets met deze mensen.
De tegenoverdracht kan bij deze cliënten ook anders zijn, omdat je te maken kunt krijgen met bijvoorbeeld gevoelens van jaloezie wanneer iemand je vertelt dat bij hem bij de studie alles heel makkelijk ging waar jij als hulpverlener misschien wel hard voor hebt moeten werken. Het is belangrijk te blijven beseffen dat iedereen zijn eigen weg heeft.
En wat ik als laatste nog belangrijk vind om te vermelden is dat het vooral een hele leuke doelgroep is om mee te werken!’
Aanbod RINO Zuid
Wil je meer weten over het RINO Zuid aanbod voor wat betreft hoogbegaafdheid? Kijk dan op: Hoogbegaafdheid - RINO Zuid.
RINO Zuid biedt, in samenwerking met RadboudCSW, de nieuwe, korte, variant van deRadboud International Training on High-Ability (RITHA): RITHA Practitioner.