Het was een lange weg naar het zogeheten gestandaardiseerde forensisch kind-interview, vertelt Corine de Ruiter, hoogleraar forensische psychologie en kartrekker van het project. Zij merkte aan het begin van deze eeuw voor het eerst dat de instantie waar meldingen van kindermishandeling binnenkomen – indertijd het Advies Meldpunt Kindermishandeling (AMK), tegenwoordig Veilig Thuis – niet met een vaste interviewmethode werkte. Sterker nog – er werd überhaupt nauwelijks met het kind gepraat.

“Ik was gevraagd om richtlijnen op te stellen om het risico op herhaling van kindermishandeling in te schatten”, zegt De Ruiter. Uit de literatuur haalde ze zeventien factoren die een rol spelen. “Bijvoorbeeld: een ouder kan heel slecht inschatten wat een kind van een bepaalde leeftijd kan en wordt heel boos als een vierjarige niet op tijd thuiskomt. Terwijl zo’n kind nog helemaal niet goed kan kloklezen. Maar ook zaken als verslaving, psychische problemen en financiële druk kunnen bij gezinnen aan de orde zijn.”

Niet praten met kind

Tot verrassing van de onderzoekers, gaven de dossiers van het AMK hen vrijwel geen informatie over die factoren. “Het AMK was heel erg gericht op ‘kindsignalen’, gedrag dat erop zou wijzen dat een kind mishandeld wordt. Als het bijvoorbeeld driftbuien heeft, andere kinderen slaat of juist heel teruggetrokken is of nachtmerries heeft. Maar als er één ding duidelijk is voor psychologen dan is het wel dat gedragsproblemen helemaal niets over mishandeling zeggen. Die kunnen allerlei oorzaken hebben.”

Daarbij zag De Ruiter ook dat er nauwelijks met het kind werd gepraat. De informatie over het gedrag en het gezin kwam van leerkrachten, huisartsen en de politie. “Een vreemde werkwijze, die professiinals zien meestal niet wat er thuis gebeurt. Ik vond het eerlijk gezegd best choquerend.”

Naar aanleiding van de richtlijnen van De Ruiter om het risico op herhaling van kindermishandeling in te schatten werd de werkwijze van het AMK aangepast. Men ging voortaan meer aandacht besteden aan hoe het komt dat ouders hun kind gaan mishandelen. “Maar trainingen om beter met het kind te praten, dat was op dat moment een brug te ver.”

Pilot

Het idee belandt in de ijskast om er pas weer in 2016 uit te komen, naar aanleiding van een project bij het AMK – dan inmiddels opgegaan in Veilig Thuis – over vechtscheidingen. “Daar zijn eigenlijk altijd kinderen bij betrokken, anders is er niets om over te vechten. Ja, geld, maar daar zijn mensen veel sneller uit”, zegt De Ruiter. Haar team helpt professionals om op een gestructureerde manier de vechtende ouders te interviewen en dus popte weer de vraag op: waarom praten we niet structureel met de kinderen? En niet alleen bij vechtscheidingen, maar ook bij een melding van kindermishandeling.

Veilig Thuis Zuid-Limburg wilde wel een pilot beginnen. “We hebben willekeurig meldingen toegewezen aan medewerkers die van ons training hadden gehad in een evidence-based interviewprotocol en een groep het op de oude manier deed, waarbij iedere medewerker z’n eigen methode had. Zij spraken met de kinderen, de interviews werden opgenomen en beoordeeld op de kwaliteit.”

Open vragen

Uit den boze in de methode van De Ruiter en haar collega’s: het gebruik van poppen en plaatjes waar kinderen moeten aanwijzen waar iemand hen heeft pijn gedaan of aangeraakt. “Die zijn heel suggestief en kunnen de fantasie van het kind prikkelen met allerlei nare gevolgen van dien.” Ook heel belangrijk: het stellen van open uitnodigende vragen. “Voorheen werd er bijvoorbeeld gevraagd: ‘Toen papa zo boos was, had hij een rode of een blauwe trui aan?' Stel, die trui is eigenlijk zwart, maar een kind voelt zich onder druk gezet en antwoordt dus toch maar rood of blauw.”

Al snel merkten de getrainde medewerkers dat de kinderen veel meer vertelden. “Allerlei belangrijke details kwamen naar boven. Ook leerden ze om heel goed te luisteren en dezelfde termen als het kind te gebruiken. Als het kind spreekt van ‘raar’ en jij maakt daar ‘vreemd’ van, dan weet je niet zeker of je het over hetzelfde hebt. Dus herhaal wat het kind zei en vraag wat het daarmee bedoelt.”

Ook de eerste screening aan de telefoon, waarin er wordt bepaald of er iets met de melding wordt gedaan, werd beter. “Achter een onschuldig klinkende melding, die eerst dus niet onderzocht werd, bleek soms heel ernstig misbruik te zitten. Dat wordt er nu wel uitgehaald.”

Eerste stap

De Ruiter ziet de houding van de medewerkers veranderen. “Eerst was er weerstand: we hebben het altijd zo gedaan, wie ben jij om ons te vertellen dat we het fout doen. Maar toen ze de resultaten zagen waren ze om.” Ook Veilig Thuis is enthousiast. Inmiddels leidt het Maastrichtse team trainers op zodat medewerkers van Veilig Thuis in het hele land er profijt van hebben.

“De eerste stap bij een feitenonderzoek naar kindermishandeling is nu altijd een wetenschappelijk onderbouwd interview met het kind”, zegt De Ruiter. “Dat betekent ook dat er meer gevallen aan het licht komen. Soms kun je als onderzoeker het verschil maken, echt impact hebben op de werkvloer, dat is iets om blij van te worden.”

Auteur: Cleo Freriks

NICHD

RINO Zuid biedt voor de jeugd- en gehandicaptenzorg modules voor verhelderingsgesprekken aan op basis van het interviewprotocol NICHD (National Institute of Child Health and Human Development) en het scenariomodel. Bij het NICHD-protocol wordt gewerkt volgens het ‘methodisch interview’. Meer weten? Kijk hier.