De hoofdbehandelaar, een oncoloog, kwam in die 3 weken zo af en toe de kamer binnen zeilen. Je moest maar afwachten wanneer ze kwam, soms kwam ze niet, soms bleek ze vrij te zijn, maar nooit kwam ze op tijd. In 5 minuten velde zij een oordeel over wel of niet behandelen, het stoppen met behandelen, euthanasie of bij nader inzien toch niet, palliatieve sedatie of toch maar niet.  En uiteindelijk moesten de echte beslissingen genomen worden door de op dat moment dienstdoende arts. Een patiënt houdt zich niet aan protocollen en hoofdbehandelaars. Advies, oordeel of mening van de verpleegkundige werd, in ieder geval in ons bijzijn, niet gevraagd. Terwijl toch juist de verpleegkundigen mijn schoonvader meemaakten en wisten hoe zijn toestand echt was. De pikorde vanuit de hoofdbehandelaar naar de verpleegkundige was ook schokkend, soms pijnlijk, maar zeker gênant om te zien.  Ik kreeg soms het gevoel in een feodaal tijdperk teruggekeerd te zijn. Die verpleegkundigen waren het gezicht van de menselijke en menslievende zorg. De arts was het gezicht van geprotocolleerde distantie. Nou hadden wij de pech dat onze arts ook nog niet zo deskundig en zorgvuldig was. Zeg maar een soort horror-dokter.

In de GGZ loopt een discussie over het hoofdbehandelaarschap. Ik heb daar nooit zo’n mening over gehad. Dacht dat het niet zoveel uitmaakte wie je verantwoordelijk maakt voor de zorg en hoe je dat organiseert. Na de ervaring met mijn schoonvader is dat veranderd. Als het zo wordt vormgegeven dat de hoofdbehandelaar af en toe komt binnen zeilen en dan zijn of haar alwetend oordeel velt, ben ik daar faliekant op tegen. Dat zet de bijl aan de wortel van wat zorg moet zijn; menslievend, betrokken en deskundig. In onze opleidingen zijn kennis en vaardigheden goed verankerd. De uitdaging is om ook menslievendheid en betrokkenheid te verankeren. Dat is een mooie opdracht voor de komende jaren. Dat gaan we doen!