Bij het Jeroen Bosch Ziekenhuis liep het allemaal soepel. Ik kon snel een afspraak maken. Kon thuis mijn patiënendossier inzien en wijzigen (wat na 11 jaar ook wel nodig was). Het liep allemaal soepel door. Ik kon de weg vinden in het grote ziekenhuis. Alle aanmeldpunten werkten en spuwden keurig tickets met nummers uit. De elektronische schermen gaven keurig aan hoelang ik nog moest wachten. De assistentes waren vriendelijk en legden alles goed uit. Ze loodsten mij van kamer naar kamer. Vertelden welke pijnstillers ik kreeg en wat ik kon verwachten. Na de verdoving door de chirurg ging ik weer naar een andere kamer. Even de verdoving laten inwerken. Ik kreeg meteen instructies voor het vervolg. In een wip was het implantaat eruit. Medicijnen ophalen op de begane grond, die lagen al klaar. In 45 minuten stond ik weer buiten. Zonder pijn, zonder gedoe en zonder implantaat.
Met de chirurg zelf heb ik geen woord gewisseld. Hij met mij niet meer dan 25. En toch vond ik hem aardig. Hoe kan dat nou? Geen woord gewisseld. Hij een enorme corona-mondkap op en operatiemuts op z’n hoofd. Geen oogcontact. Ik in een stoel met afgedekt gezicht. Nadat hij de verdoving had gegeven, zei hij ‘Eens kijken. Nu even inwerken. Ben zo terug.’ en gaf me een zacht klopje op mijn rechterschouder. Tijdens het verwijderen: ‘de mond mag open, eens kijken, zo die is er uit, doe de mond maar dicht, dat was het.’ En weg was ie, maar met weer een zacht klopje op mijn rechterschouder.
Die twee klopjes maakte het verschil tussen goede, efficiënte zorg en zorg waarbij ik het idee kreeg dat hij me begreep. Nou ja! Zo werkt dat dus blijkbaar.
Marrik van Rozendaal