Weg van het labelen
Jarenlang werd psychische problematiek voornamelijk benaderd aan de hand van DSM-classificaties. Bijvoorbeeld ADHD, autisme en depressie. ‘De DSM werd een soort ‘ziekteboek’,’ zegt Menno. ‘Maar die etiketten zeggen niets over hoe klachten ontstaan.
We moeten meer kijken naar de context: hoe is iemand opgegroeid, wat heeft deze persoon meegemaakt? Dat bepaalt mede of iemand bijvoorbeeld ADHD-klachten ontwikkelt.’ Toch is het loslaten van deze ‘labels’ niet makkelijk. ‘Ons systeem is gebouwd op labels. Zorgverzekeraars vergoeden behandelingen alleen als er een classificatie gesteld is. In de jeugd ggz – waarin ik werkzaam ben - hoeft dat niet en dat is eigenlijk een voordeel.’ Volgens Menno moeten we toe naar een model waarin zorg wordt afgestemd op de daadwerkelijke zorgbehoefte, niet alleen op een classificatie.
Meer samenwerking tussen allerlei sectoren
Een andere belangrijke ontwikkeling is de groeiende samenwerking tussen verschillende sectoren. ‘Verslavingszorg, de forensische sector, jeugd- en opvoedhulp: er wordt steeds meer samengewerkt,’ vertelt Menno. ‘Voor cliënten is dat winst, want hulpverleners kunnen elkaar aanvullen en sneller schakelen.’ Daarnaast ziet hij dat de manier van opleiden verandert. ‘Steeds vaker worden hulpverleners intersectoraal opgeleid, zodat ze breder leren kijken. Een GZ-psycholoog die verstand heeft van verslaving, forensische zorg én ontwikkelingsstoornissen? Dat is de toekomst.’
Technologie: een vloek en een zegen
Digitalisering speelt ook een steeds grotere rol in de GGZ. ‘Mensen experimenteren al met AI, zoals ChatGPT, als ‘behandelaar’,’ merkt Menno op. ‘Dat is interessant, want AI kan veel informatie ophalen en is 24/7 bereikbaar. Maar echte zorg vraagt natuurlijk meer dan alleen kennis.’ E-healthprogramma’s kunnen wel helpen bij minder complexe problematiek. ‘Voor lichte of enkelvoudige klachten kunnen online therapieën en tools heel effectief zijn. Maar bij complexe problematiek blijft persoonlijk contact essentieel.’ Een ander voordeel van technologie is de vermindering van administratieve lasten. ‘Er zijn al tools die automatisch verslaglegging doen, waardoor therapeuten meer behandeltijd overhouden. Dat soort ontwikkelingen gaan de zorg écht vooruit helpen.’
De grootste uitdaging: een vastgelopen systeem
Ondanks de positieve ontwikkelingen ziet Menno ook grote uitdagingen. ‘De wachttijden in de GGZ blijven enorm en het personeelstekort is niet zomaar opgelost. En dan is er nog het ‘ravijnjaar’ 2026, waarin gemeentes minder geld krijgen vanuit het Gemeentefonds, wat weer gevolgen kan hebben voor geld voor de jeugdzorg. Dat gaat impact hebben.’ Daarnaast merkt hij dat de GGZ sterk verdeeld is. ‘Iedereen werkt keihard, maar we zitten vast in rigide denkkaders. We moeten meer met elkaar in gesprek over wat echt werkt. Wat heeft een cliënt nodig? Hoe voorkomen we dat lichte klachten zwaardere problemen worden? En hoe zorgen we dat er genoeg geld en uren over blijven om ook een complexe doelgroep te bedienen? Dat zijn de vragen die ertoe doen.’
De toekomst: minder versnippering, meer verbinding
Wat is er nodig om de GGZ toekomstbestendig te maken? Volgens Menno draait het om samenwerking en realisme. ‘We hoeven niet steeds iets nieuws te bedenken. We hebben al goede behandelingen, laten we die optimaal benutten.’ Daarnaast moet de drempel voor samenwerking omlaag. ‘Als een cliënt met angst en depressie ook een verslavingsprobleem heeft, dan moet de verslavingszorg niet een apart traject zijn. We moeten elkaar sneller vinden en ondersteunen.’ Zijn boodschap aan zorgprofessionals? ‘Blijf breder kijken dan de DSM. Werk samen. En durf te benoemen dat niet iedereen een label nodig heeft. Contextueel werken is noodzakelijk. Want zonder context is er geen betekenis. Dat is de toekomst van de GGZ.’

Over Menno
Menno is trainee directeur jeugd en preventie bij Pro Persona, een grote ggz-instelling in Gelderland. Hij werkt daarnaast als klinisch psycholoog-psychotherapeut in de cliëntenzorg en is nog kortstondig plaatsvervangend P-opleider.
