Onderwijs, onderzoek & klinische praktijk op het snijvlak van zorg en onderwijs
Als professional is Tijs werkzaam in de driehoek van onderwijs, onderzoek en klinische praktijk. Na zijn studie Orthopedagogiek in 2007, is hij als docent en onderzoeker gaan werken bij het opleidingsinstituut Pedagogische Wetenschappen en Onderwijswetenschappen en het Behavioural Science Institute van de Radboud Universiteit. Hier bekleedt hij inmiddels de functie van universitair hoofddocent. ‘In zowel mijn onderzoek als onderwijs richt ik me op de wijze waarop factoren in het individu en in het systeem (bijvoorbeeld ouders/verzorgers) een verklaring kunnen zijn voor individuele verschillen in het schoolse leren en gedrag. Mijn grootste passie ligt bij het opleiden van professionals op het snijvlak van zorg en onderwijs. Zij die in opleiding zijn tot professional, zij die al werkzaam zijn in het veld en elke dag het verschil kunnen maken voor de cliënt (en diens systeem) en zij die nóg betere professionals willen worden door het volgen van aanvullende scholing’.
Tijs verzorgt niet alleen onderwijs in de bachelor en master, maar ook in de postmaster. Sinds 2016 werkt hij als hoofddocent bij de postacademische opleiding tot Schoolpsycholoog van het RadboudCSW en sinds augustus 2018 is hij als hoofddocent betrokken bij de OG-ZON opleiding. Ten slotte voert hij als orthopedagoog/gedragswetenschapper werkzaamheden uit voor diverse scholen en schoolbesturen in Midden en Zuid-Nederland op het snijvlak van zorg en onderwijs. Onlangs heeft hij het opleidingstraject tot Kinder- en Jeugdpsycholoog NIP/ schoolpsycholoog afgerond.
Hét verschil maken met maatwerk
Als rode draad in al zijn werkzaamheden ziet Tijs het thema “maatwerk” terugkomen: ‘In de eerste plaats voor de cliënt voor wie we uiteindelijk ons belangrijke werk doen. Van belang hierbij is, dat niet blind een methode of protocol wordt gevolgd maar dat je bij het bepalen van de begeleidingsaanpak zicht hebt op zowel de sterke als zwakke kanten van de cliënt en de belemmerende en bevorderende factoren vanuit de omgeving. De postacademisch geschoolde orthopedagoog-generalist (OG) kan daarin hét verschil maken in de totstandkoming van een bij de cliënt (en diens gezins- en begeleidingssysteem) passend en handelingsgericht ontwikkel- en hulpverleningsaanbod.’
In onderzoek naar onderwijsleerproblemen ziet hij een soortgelijke tendens: ‘We moeten niet alleen kijken naar de tekorten, maar ook oog hebben voor de sterke punten van de cliënt en diens omgeving en daar in de begeleidingsaanpak op inzetten. Een didactisch sterke leerkracht maakt bijvoorbeeld echt het verschil in het terugdringen van rekenachterstanden. En dat geldt natuurlijk ook voor zorg en welzijn: de alliantie tussen cliënt en therapeut/begeleider is mede een belangrijke voorspeller voor hoe succesvol de behandeling en/of begeleidingsaanpak is.’
‘Ten slotte vind ik maatwerk in het onderwijs aan studenten en opleidingsdeelnemers heel belangrijk. Ik hecht eraan dat er in de bijeenkomsten ruimte is voor de leervragen en dilemma’s die deelnemers meenemen uit hun eigen werkveld. Door met elkaar hierover in discussie te gaan en dit te koppelen aan de behandelde stof, ontstaat ook hier feitelijk maatwerk tussen wat wetenschappelijk gezien werkt en de vertaling naar de praktijk.’
Een warm bad
‘Ik kom als kersverse hoofdopleider in een warm bad. Dankzij de inspanningen van een bevlogen opleidingsteam ligt er een rijk en stevig fundament waarop kan worden doorgebouwd. De kracht van de OG is wat mij betreft dat hij of zij bij uitstek de bruggenbouwer/verbinder is tussen de cliënt en diens systeem (ouders/verzorgers, begeleiders, ketenpartners). Ik hoop dat ik als hoofdopleider tevens een verbinder mag zijn: tussen opleidingsteam en opleidingsdeelnemers, tussen wetenschap en praktijk en tussen master en postmaster. En dat we in het maken van die verbinding niet vergeten dat we het uiteindelijk allemaal doen om te komen tot optimale zorg voor de cliënt en diens systeem!’